Gijsbert Biesbroek
"Mijn vader was Gijsbert Biesbroek, geboren in 1870 en overleden in 1939 .
Na het klompenmakersvak geleerd te hebben van Thiel van Kooten, is hij na een aantal jaren voor zichzelf begonnen. Hij had zijn klompenmakerij aan de Veersedijk, een zogenaamd dijkhuis.
Op een goede dag was er in de omgeving geen enkele barbier meer. In die tijd kwam het veel voor dat iemand uit het vrije beroep, als bijverdienste barbier werd.
Je had toen bijvoorbeeld: ‘’Schoenmaker-barbier’’, ‘’Postbode-barbier’’, en zo ook ‘’klompenmaker-barbier’’.
Mijn vader had een scheermes voor eigen gebruik en een tondeuse om de kinderen te knippen.
Dat bleek voldoende te zijn om door de mensen uitgenodigd te worden om het barbieren te proberen. Voor een leek heeft hij het kennelijk aardig gedaan, want lieverlede werd het toch drukker. Dan moesten de opgroeiende kinderen helpen met inzepen en haardrogen.
Mijn broer Leen zag wel wat in het vak en is toen naar Rotterdam gegaan om daar les te halen in het vak.
Wat hij leerde bracht hij ook vader weer bij.
Na verloop van tijd was er zoveel werk in het barbiersvak, dat vader ophield met klompenmaken.
Hij kocht toen een pand aan de Kerkstraat, waar hij dus alleen een barbierszaak had.
Mijn broer Leen was een handige vent die de zaak nog verder uitbreidde met verkoop van allerlei dingen. Maar jammer voor hem kreeg hij een ontsteking aan zijn hand en benen waardoor hij het vak niet meer kon uitoefenen.
Het gevolg was dat de jonge Gijs (dat ben ik) geacht werd de volgende barbier te zijn. Daarom werd ik op m’n elfde al geleerd messen te slijpen en scherp te houden.
Dat was heel belangrijk omdat de mensen zich toen nog veel lieten scheren.
Op mijn twaalfde jaar bracht ik al vriendjes mee van school, die ik gratis knipte om het vak te leren. Toen ik op mijn dertiende van school kwam hing mijn witte jas al gereed en kon ik zo meewerken…..
Zes dagen in de week van 8 tot 8 en ’s Zaterdags tot 10 uur ’s avonds.
Voor de verbreding van mijn vak ben ik nog bij verschillende bazen geweest.
Na verloop van tijd ben ik thuis gekomen omdat vader ging sukkelen met zijn gezondheid.
Op 20 Maart 1939 is hij overleden. Zodoende kwam ik met mijn 17 jaar al op eigen benen te staan. Na verloop van tijd heb ik toen de zaak en het pand van mijn moeder overgenomen."
Einde citaat .
Bron: F.V.B. – Kroniek - Foto-archief " F.S.B. "
Genealogie Gijsbert Biesbroek:
Gijsbert Biesbroek
Na het klompenmakersvak geleerd te hebben van Thiel van Kooten, is hij na een aantal jaren voor zichzelf begonnen. Hij had zijn klompenmakerij aan de Veersedijk, een zogenaamd dijkhuis.
Op een goede dag was er in de omgeving geen enkele barbier meer. In die tijd kwam het veel voor dat iemand uit het vrije beroep, als bijverdienste barbier werd.
Je had toen bijvoorbeeld: ‘’Schoenmaker-barbier’’, ‘’Postbode-barbier’’, en zo ook ‘’klompenmaker-barbier’’.
Mijn vader had een scheermes voor eigen gebruik en een tondeuse om de kinderen te knippen.
Dat bleek voldoende te zijn om door de mensen uitgenodigd te worden om het barbieren te proberen. Voor een leek heeft hij het kennelijk aardig gedaan, want lieverlede werd het toch drukker. Dan moesten de opgroeiende kinderen helpen met inzepen en haardrogen.
Mijn broer Leen zag wel wat in het vak en is toen naar Rotterdam gegaan om daar les te halen in het vak.
Wat hij leerde bracht hij ook vader weer bij.
Na verloop van tijd was er zoveel werk in het barbiersvak, dat vader ophield met klompenmaken.
Hij kocht toen een pand aan de Kerkstraat, waar hij dus alleen een barbierszaak had.
Mijn broer Leen was een handige vent die de zaak nog verder uitbreidde met verkoop van allerlei dingen. Maar jammer voor hem kreeg hij een ontsteking aan zijn hand en benen waardoor hij het vak niet meer kon uitoefenen.
Het gevolg was dat de jonge Gijs (dat ben ik) geacht werd de volgende barbier te zijn. Daarom werd ik op m’n elfde al geleerd messen te slijpen en scherp te houden.
Dat was heel belangrijk omdat de mensen zich toen nog veel lieten scheren.
Op mijn twaalfde jaar bracht ik al vriendjes mee van school, die ik gratis knipte om het vak te leren. Toen ik op mijn dertiende van school kwam hing mijn witte jas al gereed en kon ik zo meewerken…..
Zes dagen in de week van 8 tot 8 en ’s Zaterdags tot 10 uur ’s avonds.
Voor de verbreding van mijn vak ben ik nog bij verschillende bazen geweest.
Na verloop van tijd ben ik thuis gekomen omdat vader ging sukkelen met zijn gezondheid.
Op 20 Maart 1939 is hij overleden. Zodoende kwam ik met mijn 17 jaar al op eigen benen te staan. Na verloop van tijd heb ik toen de zaak en het pand van mijn moeder overgenomen."
Einde citaat .
Bron: F.V.B. – Kroniek - Foto-archief " F.S.B. "
Genealogie Gijsbert Biesbroek:
Gijsbert Biesbroek